Sunday, July 21, 2019
Modernisme in de architectuur
Modernisme in de architectuur Inleiding Het modernisme in de architectuur, dat zijn ontstaan vond rond de jaren 20 van vorige eeuw, maakt vandaag de dag duidelijk deel uit van de architectuurgeschiedenis en is op deze manier deel van de traditie die zich onbewust voortzet in ons denken over architectuur. De kerngedachte van het modernisme is echter samen met zijn grootste pionier, Le Corbusier, gestorven. Het modernisme is een belangrijke inspiratiebron geweest voor verscheidene denkers in architectuur en daarbuiten. Omdat ze voor een radicale breuk zorgde met de bestaande traditie in het denken over architectuur en het realiseren van ideeà «n. Maar na onderzoek te verrichten binnen het modernisme, blijkt er een verschil te zijn tussen het schoolse voorbeeld van modernisme en de toepassing op woningen. Zo vindt men de basis ideologie wel terug, maar hanteert men in woningen zachtere en voorzichtigere toepassingen. pDe kerngedachte van het modernisme stond haaks op wat de overblijfselen van de 19de eeuwse architectuur, die zich vooral richtte op de faà §aden van woningen, ons toont. Er was niet veel sprake van leef- en woonkwaliteit, en de modernisten trachtten hierin een verandering te brengen, het interieur moest als een woonmachine beschouwd worden. Hierbij krijgt het functionele karakter voorrang op de vorm, waarbij licht, lucht en zicht vooropgesteld werd. Ontwerpers verlaten het ornament en zoeken naar eenvoud en eerlijkheid. Sobere en geometrische vormgeving wordt verwezenlijkt door het gebruik van moderne materialen. Op vlak van interieur betekende dit vooral dat er meer open ruimtes gecreà «erd werden, muren worden weggelaten, elektrisch licht die vanuit techniek omgezet wordt naar vormgeving. Inbouwmeubilair werd niet langer beschouwd als een meubel, maar nam plaats in als onderdeel van de ontworpen ruimte. Nog een belangrijke aanpassing was een eigen voordeur als onderdeel van de identiteit van elke woning, wat voorheen niet gebruikelijk was. Het modernisme diende als inspiratiebron op gebied van vormentaal, werkwijze en materialen in de latere stromingen. Vele van deze stromingen zijn echter een zwak afstammeling van wat het modernisme voor de architectuur betekend heeft. Wat de modernisten vaak verweten wordt, is dat de ruimtes die ze verwezenlijkten niet bestemd waren om in te wonen. De oorzaak is volgens ons te vinden bij de oorsprong van hun inspiratie. Modernisten hanteerden principes die afgeleid waren van gebouwen die de tand des tijd doorstaan hebben. Zo vond Le Corbusier zijn typologie uit tempels, die voor hem zuiverheid voorstelden. Ook Mies Van der Rohe tekende ruimtes die een meerwaarde bieden, maar die niet gebouwd zijn met de noden van een samenleving in het achterhoofd. Ze zijn het product van een denken, en zijn dus logischerwijze ook een product van de tijd waarin Mies van de Rohe leefde. Maar anderzijds wilde hij zich bezighouden met de architectuur op zich, en niet met de fenomenen die zich aandienden in de maatschappij. Zijn architectuur is op een bepaalde wijze volmaakt en correct, en net daarom wordt ze onbewoonbaar. Le Corbusier, echter, hield er geschriften op na waaruit zijn diepgaande interesse in de maatschappij bleek en de mate waarin zijn architectuur in die maatschappij voluit kon functioneren. Standaardisatie is, kort omschreven, wat Le Corbusier propageerde een kleine honderd jaar geleden. En dit is juist de paradox van het modernisme. Enerzijds brengt het vernieuwing teweeg, gesteund door idealisme dat onze grenzen verlegt. Maar eenmaal die vernieuwing voor weelde zorgt, verdwijnt het idealisme. De vernieuwing verspreidt zich niet meer, maar evolueert ter plaatse. Een belangrijke zijstroming van het modernisme, is het functionalisme, ook wel het Nieuwe Bouwen genoemd. Deze term wordt in de Nederlandse architectuurgeschiedenis gehanteerd tussen 1925 en 1940 voor modernistische architectuur binnen Nederland. Het gaat niet noodzakelijk om een nieuwe bouwstijl, maar eerder een nieuwe bouworganisatie, die een antwoord moest bieden aan de economische en demografische schaalvergroting, die problematisch bleek in die tijd. De aanhangers van het modernisme waren er van overtuigd dat de stijgende bevolkingsdensiteit niet langer kon gehuisvest worden, indien men bleef vasthouden aan de gebruikelijke manier van bouwen. Standaardisatie en schaalvergroting stonden centraal bij het functionalisme. De voorgestelde oplossingen bleken echter radicaal. Ze richtten zich op collectieve bouw, met praktische indeling, comfort en licht. De publieke ruimte werd voorzien van parken en pleinen. Ontwerpers trachtten de confrontatie met de straat, die in hun ogen te direct was, te veranderen. Zonlicht en natuur dienden de agressiviteit van de straten te verzachten. Naar woningen toe werd dit uitgebreid door ruim verglaasde gevels te plaatsen. Zadeldaken, schoorstenen en donkere gevels werden vervangen door pleisterwerk, glas- en metaalconstructies. In de ogen van modernisten waren dit, stuk voor stuk, nederige materialen die waardevol bleken vanwege de inherente schoonheid van hun lijnvoering en vormgeving die ze teweeg brachten.1 De gebouwen hadden een zwaar uiterlijk, maar stonden dankzij staal- en gewapend betonconstructies verheven boven het straatniveau. Architecten die tot het Nieuwe Bouwen gerekend werden, vonden steun bij het Bauhaus en Le Corbusier. Ze groepeerden zich in de 8 en Opbouw, waaronder Van Eesteren, B. Bijvoet, J. Duikers, W. Van Tijen, J.J. Van Loghem, J.J.P. Oud, J.A. Brinkman en L.C. Van der Vlught. Deze laatste twee hebben de Van Nellefabriek in Rotte rdam verwezenlijkt en zijn zeker noemenswaardige architecten binnen deze stijl. Wat ze voor ons in deze essay belangrijk maakt, zijn hun bewoonbare woontypologie. Een van die huizen is het inmiddels gerestaureerde woonmuseum Huis Sonneveld. Het huis Sonneveld is ondertussen een boegbeeld geworden voor het Nieuwe Bouwen. Huis Sonneveld Om het modernisme in zijn totaal beeld beter te begrijpen, leek het ons het beste een concreet voorbeeld te bespreken en hierin alle aspecten van het tijdsbeeld duidelijk te maken. De verwezenlijking dat ons hiervoor uitermate geschikt leek, is het reeds eerder vermelde huis Sonneveld. Sonneveld is gelegen aan de Jongkindstraat nabij het museumpark in Rotterdam. De woning werd omstreeks 1933 ontworpen door het architectenbureau Brinkman en Van der Vlugt. Zij hadden eveneens de fabriek ontworpen voor Albertus Sonneveld. Deze laatste was zodoende tevreden dat hij een verzoek deed om zijn woning ook te ontwerpen. A. Sonneveld was een vicedirecteur van de Van Nellefabriek in Rotterdam. Door zijn reizen naar Amerika wist hij wat er zich afspeelde op gebied van hygià «ne, luxe en comfort. Van zijn functionalistische architecten verwachte hij ook niet anders dan dat dit ook werd toegepast op zijn woning. De opdrachtgever was gefascineerd door technologie die het dagelijkse leven kon vereenvoudigen. Huis Sonneveld wordt gekenmerkt door gesamtkunstwerk. De betrokken architecten hebben weliswaar niet alles zelf ontworpen, maar waren bij elk aspect van de woning betrokken. Op deze manier hebben ze doorheen het hele gebouw hun stempel opdrukken. De woning wordt gekenmerkt door licht, lucht en ruimte. De vaststelling bleek duidelijk door het kijken naar de architectuur, het kleurgebruik en het interieur met modernistisch meubilair. Als we enkel naar het exterieur van het gebouw kijken, merken we veel gelijkenissen op met de bekendere architect, Le Corbusier. Huis Sonneveld werd opgebouwd uit drie bouwlagen met bovenop een dakterras. De voor- en achtergevel zijn witgepleisterd en bevatten bandramen om een relatie te creà «ren tussen binnen en buiten. Le Corbusier ontwierp woonmodules gelijkaardig aan waaruit deze woning is opgebouwd. De woonmodules worden op elkaar gestapeld en men tracht de buitenwereld binnen te halen. Vandaag is er niet veel meer van te merken, aangezien de natuurlijke omgeving in Rotterdam heeft plaatsgemaakt voor een museumpark. De toegepaste panoramavensters, het dakterras, de witte gevel en een vrij plan, vinden we ook reeds terug in de pijlers van Le Corbusier. Om een vrij plan te verzekeren werd een staalskelet toegepast. Betonvloeren verzekerde grotere overspanningen, waarbij men de aftekening van de bekisting in sommige ruimtes nog zichtbaar liet. Er wordt gespeeld met een verbinding tussen binnen en buiten, deels door een accurate toepassing van glas, anderzijds door open elementen te hanteren. Alle vertrekken staan in directe toegang met de tuin of de verscheidene terrassen. Deze verbinding geeft dat de woning verlengd wordt van het interieur naar buiten toe. De ruime en talrijke buitenruimtes bieden lucht en ruimte aan het geheel. Behalve de woning, werd ook de tuin en het volledige interieur ontworpen door de architecten Brinkman en Van der Vlugt. Beschrijving ontwerp De ideologie van het modernisme, het Nieuwe Bouwen, is duidelijk terug te vinden in het interieur van Huis Sonneveld. Zo werd er gebruik gemaakt van materialen die het tijdperk kenmerken. In de woning treffen we betonnen vloeren, stalen kolommen en stalen kozijnen aan. Die kozijnen zijn inmiddels tijdens de restauratie vervangen door aluminium kozijnen. Door de toepassing van een stalen skeletbouw werd de woning vrijgesteld van dragende wanden. Zoals het werd voorgedaan door Le Corbusier, werd de binnenruimte ingedeeld met een vrij plan en bandramen, die een overvloedige lichtinval verzekeren. Het platte dak biedt een plaats voor het dakterras. Van de drie bouwlagen, is de begane grond van het huis de enige die geen woonfunctie bevatte, vergelijkbaar met Villa Savoie van Le Corbusier dat enkele jaren voordien werd opgeleverd. Op dit niveau bevond zich de inkom, een garage en de dienstenvertrekken. Ook bevond zich hier de studeerruimte van de dochters Sonneveld. Aan de benedenverdieping te zien, is het duidelijk dat het hier om een kapitaalkrachtig gezin ging. De twee bedienden die steeds aanwezig waren in de woning beschikten over een eigen slaapkamer en een bescheiden leefruimte, afgescheiden van de werkgevers. Deze verdieping onderscheidt zich van de bovenliggende verdiepingen die de woning huisvesten van de familie Sonneveld. Men ontving gasten in de hal, waarna deze via de trap naar de woonvertrekken van het gezin kon worden geleid. Deze brede trap is bekleed met zwart marmer, waar rubber op stroken is bevestigd om het geluid te dempen. De trap draait als een schroef door het hele huis. De centrale as is open en de glanzend chromen leuningen werken als feestelijke serpentines, die de vorm begeleiden. Voor het personeel was er een apart trappenhuis voorzien om zich in alle bescheidenheid over de verdiepingen te begeven. Deze stond in directe verbinding met de keuken en een elektrische lift voor de afgeleverde goederen. Men had echt nagedacht over circulatie, privacy en voornamelijk technologie. De indeling van deze verdieping werd open opgevat. De ontwerper concipieerde een leefniveau met vloeiende overgangen. Men kiest voor een enkele leefruimte te ontwerpen, waarbinnen alle handelingen kunnen gebeuren, maar waarbij men steeds opteert de connecties van andere functies te betrekken. Echter blijkt wel dat er hier een beetje voorzichtig werd omgesprongen met die openheid. Er is namelijk een afscheidende schuifwand aanwezig. Hierin onderscheidt het Huis Sonneveld zich wel met het modernisme in vergelijking met Le Corbusier, waarbij meer gedurfd wordt te experimenteren met het vrije plan. Aan de andere kant kan dit ook toespelen op de discussie, i.v.m. de leefbaarheid van het modernisme. De schuifwand scheidt namelijk de woonkamer af van de bibliotheek en de eetkamer, waardoor binnen het gezin een soort van privacy kan gegarandeerd worden. De meubels die in deze ruimte zijn geplaatst, werden door de architecten en de opdrachtgever uitgekozen via een catalogus van Gispen Dat voor A. Sonneveld technische voorzieningen een vereiste was, is eerder al vermeld. Maar wat opmerkelijk blijft, is de doorgedrevenheid van die technische voorzieningen. Zo zou de woning vandaag nog steeds beschouwd kunnen worden als een luxewoning. Een ingebouwde luidspreker verbond tien telefoontoestellen, voor de communicatie binnenshuis. Twee andere telefoontoestellen verzorgde communicatie met de buitenwereld. De goederenlift die zich naast de openhaard bevond, werd gebruikt om hout vanuit de kelder naar boven aan te voeren. De keuken werd op alle manieren als een laboratorium beschouwd. De oorspronkelijke aankleding van de keukenkastjes bestond uit stalen deurtjes, die nadien bij restauratie vervangen werden door houten panelen. Ook de aparte circulatie van het dienstpersoneel doet dit vermoeden. Vanuit de keuken kon eten worden doorgegeven via een luik naar de eetkamer toe. Op de bovenste verdieping, bevonden zich de grote slaapkamer, kleedkamer en badkamer van de ouders evenals de slaapkamers en aparte badkamer van de dochters. In deze badkamer waren een ligbad, een toilet en twee wastafels beschikbaar. Ook was er een logeerkamer en een linnenkamer aanwezig. Op het dak werd er ook een dakterras voorzien. Maar ook op de eerste en tweede verdieping waren buitenruimten gecreà «erd, onder de vorm van balkons. De slaapkamers van de dochters waren beiden ingericht met identieke meubels en hier zijn ingebouwde kasten een deel van het geheel. De dochters bezaten elk over een eigen balkon. Aan de andere kant van de gang van deze verdieping bevond zich de riante slaapkamer van de ouders. Deze bezat aan twee zijden een buitenterras. Vanuit de ruime slaapkamer was ook een eigen badkamer bereikbaar voor de ouders. Deze badkamer symboliseerde in de jaren 30 de apotheose van het modernisme. Ze was ruimer dan de andere badkamer, bezat eveneens een ligbad. Een ultramoderne Amerikaanse douche vervolledigde het tijdsbeeld. De douche bezat 1 grote douchekop en werd aangevuld met 9 massagesproeikoppen. Vernieuwingen in materialen In het huis werd moeite noch geld gespaard om de nieuwste materialen en technieken voor te stellen. In tegenstelling tot donkere parketvloeren met handgemaakte tapijten, vindt men hier vloeren uit linoleum en rubber. De leidingen werden doordacht weggestoken in schachten, die soortgelijk waren aan hedendaagse leidingschachten. Deze detaillering werd nagedaan van fabrieksontwerpen. Behalve de studeerkamer van de dochters, werd er in elke kamer een linoleum of rubberen vloer gelegd. Dit materiaal was in die tijd vrij duur en werd tot dan doe enkel geplaatst in ziekenhuizen, vanwege zijn hygià «nische kenmerken. Linoleum is ook niet vochtdoorlatend en werd naar onderhoud toe geà «xalteerd door gebruikers. De bewoners bevonden dit materiaal eerder kaal en ongezellig. Er werd daarom geopteerd om de ruimte aan te kleden met een warmer materiaal, dat een leefbaarder antwoord bood. Moderne tapijten bleken de geschiktste aankleding. Het meubilair en de verlichting werden door Gispen ontworpen. Meestal ging het over een meubelstuk dat verkrijgbaar was in de bestaande handel van Gispen, maar sommige meubels werden aangepast aan de visie van de architecten. Gispen begon al in een vroeg stadium van het modernisme te experimenteren met moderne verlichting. Hij stelde zijn lampontwerpen samen uit zuivere vormen. Liefst waren zijn creaties zuiver geometrisch opgebouwd, zoals van een modernist werd geacht. De buislampen, die reeds veel weg hebben van TL-lampen, in Huis Sonneveld, zijn van de hand van Gispen. Zijn bewondering voor de buisstoelen van Marcel Breuer, zorgde ervoor dat hij zelf begon te experimenteren met buismeubelen. In 1928 startte de productie van zijn stalen buismeubelen. De stalen buismeubelen paste door vormgeving, functionaliteit en transparantie bij het Nieuwe Bouwen. Door met een minimum aan materiaal een stoel te ontwerpen werd een open structuur verkregen. Verder maakte een minimalisering van stoffering, glanzende chroomafwerking en de toepassing van transparante tafelbladen, het mogelijk om de meubels seriematig te produceren. De serieproductie gaf ook aanleiding om het produceren van een catalogus, waardoor nieuwe meubels toegankelijker werden voor het grote publiek. Het algemene devies ven het Nieuwe bouwen: licht, lucht en ruimte werd hier wel gealterneerd in een luxe uitvoering ervan: sfeer, hygià «ne en comfort.2 Kenmerken die A. Sonneveld eiste. Het totaalconcept moest ook kloppen en men ging zelfs zo ver dat er ook serviesgoed en glazen speciaal werden ontworpen. Kleurgebruik Het kleurgebruik werd voor de restauratie geanalyseerd om de juiste kleuren te kunnen weergeven, aangezien de tijd ervoor had gezorgd dat kleuren vervaagden of overschilderd werden. Het kleurenprogramma van Huis Sonneveld werd ontworpen door kunstenaar Bart van der Leck. Volgens de restauratiearchitect, Joris Molenaar, kan het kleurgebruik opgedeeld worden in drie zones. De eerste zone was de woonkamer, de tweede zone betrof de eetkamer en studio en de laatste zone bestond uit de dienstenvertrekken. De woonkamer met bijhorende bibliotheek werd uitgebeeld in aardtinten. Bruin, brons en beige waren de aangenamere versies van het puristische wit, waar door modernisten zo graag naar werd gegrepen. Elk detail van deze ruimte werd door een kleurenschema bepaalt, zo zijn de gordijnen, de tapijten en zelfs de schuifwand in diezelfde kleuren. De bekleding van de meubels steekt een beetje meer af ten opzichte van de sobere ruimte, maar blijven steeds binnen hetzelfde thema. De volgende kleurgroep spreidt zich over de eetkamer en de studio. In tegenstelling tot het vorige kleurenschema, waar de kleuren aan elkaar aangepast waren, domineren de kleuren de ruimte hier. Primaire kleuren confronteren de pasteltinten die aanwezig zijn. Tenslotte werden de dienstvertrekken uitgevoerd in beige met als accentkleur dieprood. Op de gangen wordt datzelfde beige gecombineerd met gele deurvlakken. In elk aspect van het huis is even modern en conceptueel opgevat, zo werd er opgemerkt dat de kleedkamer van de ouders en de badkamer van de dochters afweek van het kleurenschema. De kleedkamer werd uitgevoerd in appelgroen. De badkamer van de meisjes werd dan weer bekleed met bolle tegeltjes in een pastelgroen. Deze twee vertrekken lijken eerder Art Nouveau dan Modernisme.
Subscribe to:
Post Comments (Atom)
No comments:
Post a Comment
Note: Only a member of this blog may post a comment.